Spring naar content

Schrijf- en inspiratietips voor Fietsplan

Cover Fietsplan 21-1

Wat een goed idee om een mooi reisverhaal te schrijven! Met deze tips worden je teksten levendiger en is de kans nog groter dat Fietsplan ze opneemt.

Lengte:

  • 450 woorden voor een verhaal van 1 pagina
  • 800 woorden voor een verhaal van 2 pagina’s

Inleveren via het formulier Inzenden Fietsplan

11 TopTips

  1. Bepaal of je over één dag/gebeurtenis/ontmoeting schrijft of over je hele reis. Soms is het krachtiger om je op één element te concentreren.
  2. Schrijf je over je hele reis? Maak er geen reisdagboek van.
  3. Ga er even voor zitten voordat je gaat schrijven en beantwoord deze vragen:
    • wat is de rode draad/het overkoepelende thema van mijn reis?
    • wat is het hoogtepunt/dieptepunt dat ik kan koppelen aan mijn rode draad?
    • welke overige hoogte/dieptepunten moeten in mijn verhaal zeker aan bod komen?
  4. Begin niet met je vertrek/aankomst. Het is spannender om met het hoogtepunt/dieptepunt te beginnen dat met je rode draad te maken heeft. En je eerste zin moet meteen raak zijn.
    (Dus niet: ‘Op de heetste dag van het jaar arriveren we pas ’s middags laat op de camping. We laden de fietsen af en zetten de tenten op. Omdat we zo’n dorst hebben, zoeken we snel naar het campingrestaurant’. Spannender: ‘Dorst, dorst, heel veel dorst. Waar is toch dat beloofde campingrestaurantje?’)
  5. Een chronologisch verhaal is al snel saai. Spring soms even naar het verleden (flashbacks) en de toekomst (flashforwards) of haal er gedachten/herinneringen bij. Zorg wel voor goede overgangen (een brugzinnetje). Het woord ‘De volgende dag’ staat op de rode lijst!
  6. Meest gemaakte fout: te veel ‘dienstmededelingen’. Voor de lezer is het totaal oninteressant dat jij op dinsdag Rome inreed na 2.000 fietskilometers. Maar de lezer wil wel lezen wat het met je deed toen de paus jou een bos tulpen overhandigde. Zet de feiten (afstand, gereden route, of er leuke campings waren, etc. in een kadertje van circa 60 woorden).
  7. Vermijd containerbegrippen als: ‘mooi’, ‘lelijk’, ‘leuk’, ‘pittoresk’, ‘idyllisch’, etcetera. Show, don’t tell: laat de lezer ervaren wat jij hebt ervaren door te beschrijven wat er te zien/horen/voelen/ruiken valt. Sowieso is het een aanrader om je zintuigen te gebruiken en om iets als een filmpje te beschrijven.
  8. Een tekst leest lekkerder als je speelt met je zinsbouw: wissel korte/lange zinnen, opsommingen en vragen af. Inversie (omkeren) werkt ook goed: Hoog, heel hoog lag Perugia ipv Perugia lag hoog. Te veel bijvoeglijke naamwoorden in elke zin kunnen je tekst bombastisch maken.
  9. Een keertje flink overdrijven, zelfspot gebruiken, dialogen, originele vergelijkingen: allemaal nuttige stijlmiddelen!
  10. Tegenwoordige tijd heeft de voorkeur, maar verleden tijd kan ook. Wees wel consequent. En gebruik voor sprongetjes naar het nabije verleden de voltooide tijd en voor sprongetjes naar het verre verleden altijd de verleden tijd.
  11. Je uitsmijter is net zo belangrijk als je begin. En dan bedoelen we niet de clichés: Op de laatste dag keerden we terug bij de auto. Of: Het was een mooie reis die naar meer smaakt. Kies liever voor een aardig voorval dat de reis goed samenvat. Of maak een bruggetje naar het begin (dan is je verhaal cyclisch).

Een ‘ikje’ over ‘ik’

Ik pak mijn fiets en ik stap op. Ik fiets naar de volgende plaats en ik vraag de bakker of ik een heel gesneden bruin mag hebben. Hij zegt tegen me dat ik maar 1,30 euro moet betalen. Ik vind dat best goedkoop voor een brood. Ik schrijf het later op en ik lees het na. Ik realiseer me: wat zie ik toch vaak ‘ik’ terug in mijn verhaal…

Jazeker, ‘ik’ (of ‘wij’) mag absoluut terugkomen in je ervaringsverhaal. Graag zelfs! Want we willen immers heel graag weten hoe jij/jullie het ervaren hebben. ‘Ervaren’ is dan ook het kernwoord: gebruik ‘ik’ als het gaat om ervaringen, niet om handelingen te beschrijven die voor de hand liggen. Die overbodige ‘ik-constructies’ kunnen we als lezer missen als kiespijn.

Het bovenstaande voorbeeld kan ook een smakelijker hap opleveren:
Maar 1,30 euro voor een brood? Heb ik dat nou goed verstaan? De euro’s vliegen deze vakantie uit mijn zak, maar als er meer bakkers in Salland zouden zijn die zo weinig rekenen… Dan zegt de pinautomaat nooit meer dat mijn saldo te laag is.

Foto’s

  • Erg belangrijk ter ondersteuning van je verhaal. Kies de 10 tot 15 mooiste! Stop jezelf er ook een keertje bij.
  • Minimaal 1 MB.
  • Graag ook een paar staande foto’s.
  • Zonnig en scherp: daar zijn we dol op. (Maar bij een regenverhaal hoort zeker een regenfoto)
  • Wil je een fietsfoto maken? Neem ’m van voren, want dat is makkelijker scherpstellen.
  • Probeer af en toe een originele compositie/invalshoek te bedenken.

Inspiratie

  • Het Zoutpad (Raynor Winn), weliswaar geen fietstocht maar wel een reisverhaal met veel diepgang.
  • As in tas (Jelle Brandt Corstius) en De nieuwe fiets (Dirkjan Roeleven). De schrijvers verwerken beiden de dood van hun vader door te fietsen.
  • Wereldfietser Frank van Rijn (tientallen boeken) is de koning van de zelfspot.
  • Amsterdam-Delphi (Rosita Steenbeek) laat de worsteling zien van onervaren fietsers met zichzelf en elkaar.

Tot slot: veel fiets- en schrijfplezier!

Header Fietsplan